Van 1974 tot 2012 werden er op radio en televisie programma’s in de eigen taal gemaakt voor migrantengroepen. Tijdens de jubileumbijeenkomst van het NOOM blikte Noraly Beyer terug op hoe in de vorige eeuw televisieprogramma’s specifiek voor migranten werden gemaakt onder de noemer doelgroeprogrammering. Ze deed dat in twee sessies samen met mensen die die programma’s maakten en aan de hand van een compilatie van videofragmenten die de migratiegeschiedenis illustreren. Aan de orde kwam onder meer de vraag of heden ten dage programma’s in de eigen taal een bijdrage zouden kunnen leveren aan het beter informeren van oudere migranten. De eerste sessie had betrekking op programma’s voor en over gastarbeiders. Aan tafel zaten Samira Bouchibti (MTV Amsterdam en MTNL) Ömer Ilik (Paspoort Turken en MTNL), Daniele Toffoletto (Paspoort Italianen) en Emilia Hernandez Pedrero (Seglo).
NB: Wat roept het bekijken van deze fragmenten bij je op?
EH: in de compilatie zat een fragment over de pasjeswet. Dat fragment is kenmerkend voor dit soort programma’s: het verbindt twee werelden: die van de migrantengemeenschappen en die van Nederland.
DT: De fragmenten geven ook een beeld van de geschiedenis van migranten in Nederland.
SB: De oude fragmenten in de compilatie laten zien dat het toen echt andere tijden waren. Ik breng dingen graag in perspectief. Ik wil de oude tijd gebruiken om de huidige ontwikkelingen te duiden. Een voorbeeld: ik geef gastlessen democratisch burgerschap. Een belangrijk onderdeel van zo’n les is het bespreken van de migratiegeschiedenis. Dan zitten er kinderen uit allerlei landen en culturen bij elkaar in de les en die vinden die diversiteit helemaal niet bijzonder. Als ik ze vraag waarom hun ouders of grootouders naar Nederland zijn gekomen kunnen veel leerlingen daar geen antwoord op geven. Dat is jammer, want historisch besef maakt onderdeel uit van het burgerschap.
Natuurlijk moeten we oudere migranten ondersteunen, maar we moeten ouderen ook ‘gebruiken’, in positieve zin, om hun verhalen, ervaringen en geschiedenis door te geven aan nieuwe generaties migranten, maar ook aan autochtone Nederlanders, zodat zij weten waarom die mensen hier naartoe zijn gekomen.
OI: Dat is het belang van dit soort programma’s voor nú. Het belang van programma’s als Paspoort in de tijd dat ze gemaakt werden was breder: ze vormden het contact met het land van herkomst, boden informatie in de eigen taal en verlichtten het gevoel van heimwee. Later gingen programma’s van FEDUCO en de NPS (allochtoon videocircuit), maar ook lokale migrantenomroepen als MTV Amsterdam, TV mozaiek in Rotterdam en Seglo in Utrecht zich vooral richten op informatie voor migranten in Nederland, veelal nog steeds in de eigen taal. Ook kwamen er meer programma’s om Nederlanders over migranten te vertellen. Of die programma’s ook echt door Nederlanders bekeken werden is echter nog maar de vraag
DT: De programma’s voor buitenlanders zijn rond 1975 gestart, met als doel: “Buitenlandse werknemers informatie te verstrekken die hen moeilijk of minder duidelijk op een andere wijze bereikt”. Rond 1980 is er onderzoek gedaan naar de behoefte aan dit soort programma’s. Aanbevelingen daarbij waren onder meer om meer aandacht te schenken aan ontwikkelingen in de multiculturele samenleving en aan de vertegenwoordiging van migranten in besturen en redactieraden.
EH: Onze redactie had een vrij diverse samenstelling, en dat was ook haar kracht. Je haalt de Nederlandse samenleving daarmee de programma’s in, maar biedt ook ruimte om bijvoorbeeld te laten zien wat de Spaanse migratie heeft bijgedragen aan de Europese economie. Dus draagt het bij aam het versterken van de kracht en het gevoel van eigenwaarde van migranten en schenkt het aandacht aan de verschillende reden voor migratie. Vergeet niet: Spanje was toen nog een dictatuur en Spanjaarden kwamen niet alleen als gastarbeider hiernaartoe, maar ook om aan die dictatuur te ontsnappen.
SB: Het gaat niet alleen om culturele diversiteit: toen -en eigenlijk nog steeds- werden vooral mannen opgevoerd als woordvoerder in programma’s. Ik vond het belangrijk om ook vrouwen het woord te geven en ook moeilijk liggende onderwerpen aan te kaarten en taboes te doorbreken: seksualiteit, scheiden, zoenen in het openbaar. Zaken die-zeker twintig jaar geleden- onbespreekbaar waren.
DT: Dat was een punt van discussie in de Paspoort redactie: maak je programma’s om het contact met het moederland te onderhouden en het heimwee te verlichten, of maak je programma’s gericht op de integratie van gastarbeiders in Nederland. Vergeet niet dat vooral in de beginperiode de verwachting was dat gastarbeiders weer terug zouden keren naar hun moederland.
De beste herinneringen heb ik aan het maken van programma’s die de bijdrage van Italianen aan de Nederlandse samenleving belichtten: de geschiedenis van de terrazzowerkers en ijsbereiders of van de 500 jarige geschiedenis van Italianen in de stad Groningen. En ik vond het belangrijk om de consequenties van algemene ontwikkelingen, zoals groeiende werkeloosheid, voor specifieke groepen, zoals Italiaanse gastarbeiders, te laten zien en uit te leggen.
OI: het radioprogramma voor Turken op Radio 5 had nog een andere functie: het was een informatiebron maar ook een ontmoetingsplaats voor Turken om gebeurtenissen en ontwikkelingen te bespreken. Die functie was zo belangrijk dat bij het maken van afspraken en zelfs bij het plannen van trouwactiviteiten, rekening werd gehouden met de uitzendtijd van het programma.
NB: Waarom kwam er een einde aan deze programma’s?
SB: Rond 2010 wilde de regering af van het doelgroepenbeleid en daarmee kwam er ook een eind aan de doelgroepprogramma’s voor migranten. Dat was de tijdgeest: mensen moesten integreren en de taal leren. Als je migranten in de eigen taal benadert en faciliteiten biedt on de eigen cultuur te beleven ontneem je ze de motivatie om Nederlands te leren en in de Nederlandse samenleving te integreren, was toen de gedachte. Dat de staatsecretaris vanmorgen zei dat daar nu op teruggekomen lijkt te gaan worden lijkt mooi, maar is niet zoveel waard. Hij heeft het woord migranten nergens laten vallen en de definitie van doelgroep heel breed gehouden. Dat is ook wel te begrijpen want doelgroepenbeleid kost geld, zeker als het om veel verschillende doelgroepen gaat.
EH: het afschaffen van doelgroepenbeleid en doelgroepprogrammering is mijn inziens contraproductief geweest: mensen gingen hun informatie zoeken in de eigen groep: door via de schotel naar programma’s uit het herkomstland te kijken of informatie te zoeken bij organisaties die wél de eigen taal spraken en begrepen wat er achter een informatievraag speelde. Ze vervreemden daardoor veel meer van de Nederlandse samenleving.
NB: Zouden doelgroepprogramma’s weer terug moeten komen?
SB: van mij mogen doelgroep programma’s terugkomen, maar we moeten wel realistisch blijven: het geld is op. Ik vind eigenlijk dat de aandacht voor migranten en migrantenouderen gemainstreamd moet worden. We hebben een omroep MAX die zich richt op ouderen en die ook van onze belastingcenten wordt betaald.
EH: Doelgroep programma’s zijn zeker voor oudere migranten van belang, maar zouden inderdaad binnen het reguliere mediabestel ontwikkeld en uitgezonden moeten worden.
DT: Programma’s in de eigen taal zijn vooral van belang voor de groepen die nu nieuw naar Nederland komen. Daarnaast denk ik dat programma’s die vanuit persoonlijk verhalen de migratiegeschiedenis vertellen interessant zijn en een gevoel van herkenning bieden aan de huidige groep ouderen. Ik denk dan aan programma’s als ‘Sporen naar het verleden’ of Mijn vader de gelukszoeker
In de tweede sessie werden programma’s voor migranten uit de voormalige koloniën en uit China besproken met Loi Che Rakhorst-Chan (Chinese radio), Roy Khemradj (Zorg en hoop, wereldomroep) Désirée Martis (Tambu en wereldomroep) en Willem Hully (regionale omroep Drenthe)
NB: Wat roept het bekijken van deze fragmenten bij je op?
RK: Als je naar de compilatie kijkt komt je hele verleden weer langs. Als ik voor Surinamers spreek: de grote trek naar Nederland, de ontwikkelingen na 1980. In de programmering van Zorg en Hoop is een duidelijke breuklijn te merken: de nadruk lag oorspronkelijk op integratie: hoe vind je je weg in de Nederlandse samenleving? Maar na de staatsgreep verlegde de aandacht zich natuurlijk weer naar wat er in Suriname gebeurde.
In alle programma’s die ik redigeerde was de interactie en binding met de doelgroep belangrijk: Bedenk wel: er was in de periode 1980-1990 nog maar nauwelijks internet.
DM: Ik ben begonnen bij Het zwarte schaap: een programma voor Surinamers en Antillianen. Op een gegeven moment is besloten een programma voor alleen Antillianen te maken. Dat werd Tambu. Daarna kwam er ook een programma voor Molukkers: Suara Maluku.
RK: De aandacht voor minderheden op radio en televisie hebben we te danken aan de Molukkers. De treinkapingen hebben die aandacht opgeëist
WH: Als Molukse jongen die opgroeide in Bovensmilde heb ik die acties van nabij meegemaakt en dat heeft me ertoe aangezet een aantal dingen uit te zoeken. Maar in vergelijking met de anderen aan deze tafel ben ik op een andere manier bij de omroep terechtgekomen: op eigen houtje. Ik was niet betrokken bij Suara Maluku en maakte geen deel uit van een migrantenorganisatie. In de tijd van de Paspoortprogramma’s zat ik in de opleiding als video-editor. Toen merkte ik dat die programma’s wel wat in de marge zaten: de montage van die programma’s werd overgelaten aan de editors in opleiding; mocht er iets niet goed gaan dan was dat niet zo’n probleem.
LC: ik werkte bij de Chinese radio en daar maakten we programma’s in het Kantonnees. In de jaren zeventig kwam een stroom van migranten uit de New Territories bij Hong Kong naar Nederland, en die beheersten het Kantonnees. Ze kwamen hier op eigen gelegenheid, veelal om familieleden in de horeca te helpen. Dat was nodig omdat door de komst van Chinezen en Nederlanders uit Indië Chinees-Indisch eten in trek was gekomen en het aantal restaurants groeide.
Ik werkte oorspronkelijk als tolk en kwam bij allerlei instanties binnen: politie, rechtbanken, gevangenissen, sociale dienst, ziekenhuizen. Ik zag daar dat Chinezen een grote behoefte hadden aan informatie, voorlichting en nieuws in de eigen taal. Ze beheersten het Nederlands niet, ze wisten niet hoe de systemen in Nederland werken en zaten mentaal nog steeds in Hong Kong. Dat leidde tot veel ellende. Toen de NOS me vroeg om een Chineestalig programma te maken stemde ik daarin toe, hoewel ik geen enkele journalistieke ervaring had. Ik wilde in dat programma aandacht schenken aan nieuws en actualiteiten in Nederland, voorlichting geven over rechten en plichten en praktische informatie bieden. En -heel belangrijk- een platform bieden voor interactie. Mensen konden inbellen en meepraten over onderwerpen die gevoelig liggen en in China een heel andere benadering hebben.
NB: Zouden doelgroep programma’s weer terug moeten komen?
RK: Aandacht voor (oudere) migranten in de media is nodig, maar dat hoeft niet op de manier zoals die in de vorige eeuw werden gemaakt. Daarvoor is de wereld teveel veranderd. En jongeren weten hun weg wel te vinden in de media. Maar ouderen zouden netwerken in het medialandschap moeten aanleggen om aandacht te vragen of te eisen voor hun situatie, maar ook om ideeën voor programma’s te droppen of kritiek te leveren over het ontbreken van informatie of over eenzijdige beeldvorming. Verder zouden de mogelijkheden van DAB voor specifieke programmering beter benut kunnen worden.
DM: Mee eens: meer aandacht in de algemene programmering van omroepen.
LC: Voor Chinezen blijven programma’s (en andere media) in de eigen taal belangrijk.
WH: Die programma’s komen niet meer terug, en dat moet je ook niet willen. Maar er is een schat aan archiefmateriaal dat beter benut kan worden. Je kunt daarmee de geschiedenis vertellen, waarbij het verhaal verteld wordt vanuit migrantengroepen zelf en er een meer diverse blik op de geschiedenis wordt gegeven.