Cemile Sabirli (Turkije, 1943)

Haar man is negen jaar geleden overleden. De Nederlandse taal beheerst ze nauwelijks. Bij het gesprek treedt Osman Yasar op als tolk. Hij werkt, op vrijwillige basis, twee dagen per week als ouderenconsulent bij zorgcentrum Transvaal, een paar straten verderop.

Schoonmaker
Cemile Sabirli werd geboren in 1943 in de provincie Sakarya, in het noordwesten van Turkije. Naast haar bestond het gezin uit nog twee kinderen, een jongen en een meisje. Haar vader was landbouwer. Na vijf jaar lagere school moest ze thuis meehelpen. “Tot mijn huwelijk heb ik bij mijn ouders gewerkt,” vertelt ze.
In 1962 trouwde ze. Haar man was ook landbouwer. In 1964 besloot hij naar West-Europa te gaan omdat in Turkije niet voldoende landbouwgrond was om te bewerken. Eerst kwam hij terecht in België. Na een maand besloot hij verder te reizen naar Den Haag. Hier kon hij meteen aan de slag als schoonmaker bij wat destijds het Zuidwal Ziekenhuis heette en later Ziekenhuis Leyenburg. Tot zijn dood werkte hij er als schoonmaker.
Cemile volgde haar echtgenoot vijf jaar later, in 1969. Twee van hun kinderen werden in Turkije geboren, de derde zag het levenslicht in Den Haag.
“Ik heb zelf niet gewerkt,” vertelt ze. “Mijn man vond dat zijn inkomen voldoende was. Maar daar heb ik nu spijt van. Waarom heb ik niet gewerkt? En waarom ben ik niet naar school gegaan en heb ik geen cursussen gevolgd? Dat was beter voor me geweest. Ik had graag de taal willen leren. Nu kom ik allemaal problemen tegen die ik niet zelf op kan lossen.”

Ondersteuning
In haar seniorencomplex wonen verschillende culturen. “We groeten elkaar, hebben goede contacten. Als ik terecht zou kunnen in een groepswonen project van mensen met dezelfde cultuur en achtergrond, zou ik willen verhuizen. Anders blijf ik liever hier.” Ze vindt het jammer dat er weinig Nederlanders in het complex wonen. “Ik zou wel meer contacten willen met Nederlanders. Om van hen te leren en om vragen te kunnen stellen over hoe de samenleving in elkaar zit.”
Cemile Sabirli is net 65 jaar geworden en krijgt een AOW-uitkering. Net als vele andere migranten heeft ze te maken met het AOW-gat. Naast de AOW ontvangt ze maandelijks een kleine pensioenuitkering. Ze kan er maar net van rondkomen. Een dag per week heeft ze huishoudelijke hulp via de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning). “Ik ben tevreden over de hulp, maar de eigen bijdrage is wel erg hoog.”
Eigenlijk voelt Cemile Sabirli zich een beetje in de steek gelaten door de Nederlandse samenleving. “We hebben jarenlang hard gewerkt, ” zegt ze. “We zouden wel wat meer morele en financiële ondersteuning willen.” Met morele ondersteuning bedoelt ze dat ze graag wat meer hulp zou willen, bijvoorbeeld als ze ziek is. Ze zou het prettig vinden als er vaker iemand op bezoek zou komen, iemand die haar een beetje in de gaten houdt.

Mijn eigen nest is beter
Hoewel haar kinderen in Den Haag wonen, komen ze niet vaak langs. “Ze komen alleen als ze zin hebben. Dat begrijp ik wel, want ze hebben allemaal hun eigen leven. Ze werken en hebben kinderen. Ik kan hen wel om hulp vragen, maar ze hebben weinig tijd voor mij. Ik ga zo nu en dan bij hen op bezoek, maar blijf niet overnachten. Ik wil ook niet te lang blijven, mijn eigen nest is beter.”
Iedere zomer gaat ze op vakantie naar Turkije, maar niet te lang. Geen zes maanden, maar tussen de zes en twaalf weken. “Ik ga dan naar familie, maar die wordt steeds kleiner.” Haar zus en broer leven nog en wonen in Turkije. Als Cemile Sabirli bij haar zoon is, belt ze via internet met haar familie in Turkije, dat is goedkoop.
“Ik zou dolgraag in Turkije willen wonen, maar dat is niet mogelijk. Mijn kinderen wonen hier. Als mij daar iets overkomt, dan heb ik niemand die voor mij kan zorgen. Als een van mijn kinderen mee zou gaan naar Turkije, zou ik graag terug gaan. Maar helaas.”

Scootmobiel
Sinds haar man is overleden, sukkelt Cemile met haar gezondheid. Onder de salontafel staat een tas vol medicijnen. Per dag gebruikt ze twaalf of dertien verschillende medicijnen. “Ik word er suf van,” zegt ze. Haar bloeddruk is te hoog en ze beweegt moeilijk. Om te lopen heeft ze een rollator nodig. Beneden staat haar scootmobiel, die gebruikt ze als ze boodschappen doet. Dit vervoermiddel heeft ze te danken aan de inspanningen van Osman Yasar van de dagopvang. Hij begeleidt een Turkse vrouwengroep die twee keer per week bij elkaar komt. Hij is hun brug naar de samenleving. Hij helpt hen met het invullen van formulieren en met het aanvragen van hulpmiddelen. Cemile Sabirli: “Het is onmogelijk om zonder hulp alles voor elkaar te krijgen. We komen zoveel problemen tegen die wij niet op kunnen lossen. We krijgen zoveel papieren en briefjes, daar weten we ons geen raad mee. Van de belastingdienst, van de sociale dienst. We nemen alle papieren mee naar de dagopvang.”

Streekgerechten
Sinds twee jaar gaat Cemile Sabirli iedere dinsdag en donderdag de hele dag naar de dagopvang voor Turkse vrouwen. “Ik ga er om twee redenen heen. Ten eerste, als ik thuis ben, denk ik teveel aan mijn kwalen. Ten tweede voel ik me er thuis. Er wordt in het Turks gesproken, er wordt goed naar me geluisterd en er wordt aandacht besteed aan mijn problemen. We gaan zitten, drinken koffie, drinken thee. We maken fotolijsten, we borduren of we doen andere gezamenlijke activiteiten.”
Af en toe eten de vrouwen samen. Omdat ze uit verschillende streken van Turkije komen, maken ze hun eigen streekgerechten en laten die aan elkaar proeven. Zo leren ze ook elkaar beter kennen.
Ook biedt de dagopvang sportactiviteiten aan en taallessen. Cemile Sabirli volgt nog geen Nederlandse les, maar de volgende ronde wil ze dolgraag meedoen.
De dagopvang is belangrijk voor haar. “Als we thuis zitten, worden we nog zieker. Als je bij elkaar bent, kun je dat even vergeten en voel je je veel beter. Dan denk je niet meer aan je situatie en voel je je heel anders dan als je thuis zit.”

Vriendinnen
Ze heeft in Den Haag veel Turkse vriendinnen die ze al lang kent. “We gaan vaak bij elkaar op bezoek en praten over ons leven in Nederland en in Turkije. Over toen we jong waren en over nu we oud zijn en wat er in de tussentijd is gebeurd. We praten over wat we hebben meegemaakt, over hoe we hier zijn gekomen en wat we hebben gedaan. We praten over onze gezondheid en over onze kinderen en hun leven.” De vriendinnen winkelen gezamenlijk en als er in het buurthuis of elders een leuke activiteit is, bellen ze elkaar en gaan er samen heen.

Interview: Willy Hilverda, Geschiedenislab
Fotografie: Robert de Hartogh

Ga terug