Jan Lawalata kwam in 1951 naar Nederland, groeide op in Middelbrug en woont nu met zijn Nederlandse vrouw in Leusden. Het echtpaar heeft drie kinderen en vier kleinkinderen.
Om praktische redenen vindt het gesprek plaats in het Moluks Kerkelijk Centrum in Houten.
Demobilisatie
“Mijn vader was legerpredikant,” vertelt Jan Lawalata, “Bij het Koninklijke Nederlands-Indische Leger, de KNIL. We woonden steeds op andere plaatsen en toen ik geboren werd, woonden we op het tineiland Banka.”
In 1949 werd Indonesië onafhankelijk en moesten alle KNIL soldaten gedemobiliseerd worden. Omdat dit voor de Molukse soldaten uitlevering zou betekenen aan de soldaten van Soekarno, spanden de Molukse leiders een proces aan tegen de Nederlandse staat. Hun eis was gedemobiliseerd te worden op Nieuws-Guinea of in Nederland. Als gevolg hiervan trokken in 1951 meer dan twaalfduizend Molukkers naar Nederland.
Na opgevangen te zijn in Amersfoort en Vught, werd vader Lawalata, die nog steeds predikant was, overgeplaatst naar Middelburg. “Ik kom uit een groot gezin van dertien kinderen, ik ben precies de middelste. De twee jongste zijn in Nederland geboren.”
Samenlevingsopbouw voor Molukkers
In Middelbrug maakte Jan Lawalata de lagere school af en ging naar de HBS. Een studie geografie aan de Vrije Universiteit Amsterdam maakte hij niet af omdat in die periode een broer en een zus overleden. “Als dat in de Molukse gemeenschap gebeurt, moet je thuis zijn.”
Hij ging werken toeleveringsbedrijf voor de land- en tuinbouw, maar werd gevraagd door de stichting Iccan, Interkerkelijk Contact Commitee Ambon Nederland voor een functie als consulent. “Ik had al veel ervaring met vrijwilligerswerk onder Molukse jongeren. In die tijd werden Molukkers overgeplaatst naar zogenaamde open woonwijken. Daar moesten ze leren omgaan met Nederlanders, want die kampen waren behoorlijk geïsoleerd van de Nederlandse samenleving.” Ondertussen deed Jan Lawalata de opleiding HBO-opbouwwerk. In 1970 was hij getrouwd met een Zeeuws meisje.
In 1978 werd hij bij Vluchtelingenwerk Nederland consulent introductie en sociaal-culturele activiteiten. “We moesten vluchtelingen introduceren in de Nederlandse samenleving. het waren toen met name Vietnamezen die moesten wennen aan de Nederlandse samenleving. Vier jaar later ben ik gevraagd om bij de stichting Tjandu te komen werken. Tjandu betekent drugs. Na de gijzelingen in de jaren zeventig was er een explosie van drugsgebruik onder de Molukkers. Het was zo erg dat wij een eigen steunfunctie-instelling in het leven mochten roepen. Dat werk heb ik gedaan tot ik vijf jaar geleden met vervroegd pensioen ging.”
Lagere functies
Jan Lawalata heeft een succesvolle carrière achter de rug en hoeft zich geen zorgen te maken over zijn inkomen. “Molukkers kampen niet met een AOW-gat,” zegt hij. “We worden niet gekort, we zijn gelijk gesteld aan Nederlanders.” Maar Molukse ouderen in het algemeen kampen steeds meer met financiële problemen. “De Molukkers die naar Nederland kwamen, waren militairen die geen vak hadden geleerd. Na hun demobilisatie moesten ze eerst een vak leren. Ze werkten als schoonmaker, of konden bij de Koninklijke Schelde leren voor lasser of bankwerker. Ze stroomden dus allemaal in in lagere functies.”
Cursus Maleis
Nederlands leerde Jan Lawalata op de Nederlandse school in Indonesië. “Als je een kind was van een onderofficier of hoger, dan mocht je naar de Nederlandse school. Anders moest je naar de inlandse school.” Voor de oudere Molukkers die zich in Nederland vestigden, was de taal wel een probleem. “Mijn vader is naar een inlandse school geweest, hij heeft hier Nederlands moeten leren.”
Zijn vrouw heeft een cursus Maleis gevolgd, evenals zijn kinderen. “Mijn kleinkinderen leren zo nu en dan wat woordjes van mij.”
Je werd gezien als overloper
Hij is wel regelmatig teruggeweest naar de Molukken, maar had er in eerste instantie geen belangstelling voor. “Mijn vader was KNIL predikant, het reilen en zeilen van de RMS, de Republik Maluku Selatan, is ons met de paplepel ingegoten. Vroeger hadden Molukkers een roze paspoort. Als je met je roze paspoort naar de Indonesische ambassade ging, werd je gekleineerd, want dat paspoort betekende dat we RMS-ers waren. Indonesiërs beschouwden ons als overlopers.”
In 1995 namen de Nederlandse kerken het voortouw om de relatie met de Indonesische kerken en later ook de Molukse kerken te verbeteren. Omdat Jan Lawalata ervaring had in het onderhandelen met de Nederlandse overheid, werd hij gevraagd mee te gaan. “Toen ben ik met een delegatie van Molukse predikanten eerst naar Java en daarna naar de Molukken gegaan, voor het eerst weer.”
Rumatua
Niet veel Molukkers zijn teruggekeerd naar de Molukken. “Het wordt steeds moeilijker als je ouder wordt, omdat je kleinkinderen hier wonen. Wel hebben we allemaal nog huizen op de Molukken, van die meer-generatie huizen. Toen ik 65 werd, kreeg ik een vliegticket naar de Molukken van mijn kinderen. Ik heb mijn oudste zoon meegenomen en hem kennis laten maken met familieleden en met onze huizen en bezittingen, die worden beheerd door familieleden.
Bij ons kun je aan de achternaam horen uit welk dorp iemand komt. Lawalata komt uit het dorp Papiru op het eiland Saparua. Iedere Molukker in Nederland weet waar ik vandaan kom.
Het huis is van ons allemaal, ook van mijn broers en zussen. We willen er nu een nieuw huis neerzetten. Dan hebben wij, en latere generaties, een plek om naartoe te komen. Rumatua noemen ze dat, het ouderlijk huis.”
Molukse inkleuring van het ouder worden
Molukse ouderen hebben veel behoefte om bij elkaar te wonen. In Middelburg bestaat al een woonzorgcomplex voor Molukse ouderen en in Barneveld wordt er momenteel een gebouwd. Hier vindt een Molukse inkleuring plaats van het ouder worden. Zo zijn in Middelburg alle vrijwilligers Moluks, de muziek die er klinkt is Moluks en er zijn activiteiten waarin aandacht wordt besteed aan de Molukken.
Als hij niet meer voor zichzelf kan zorgen, zou Jan Lawalata ook graag in een Moluks woonzorgcentrum willen wonen. “Ik merk bij de mensen die ouder zijn dan ik dat ze graag omringd zijn door eigen mensen. Ze willen graag over vroeger praten. In gewone zorgcentra is de muziek die gedraaid wordt niet hun muziek, en zijn de activiteiten niet hun activiteiten. Ik merk het ook al bij mijn oudere broers en zussen.”
Zijn Nederlandse vrouw heeft volgens hem geen bezwaar tegen wonen in een Moluks woonzorg centrum. “We zijn bijna veertig jaar getrouwd, ze is het wel gewend.”
De kerk is belangrijk
De kerk heeft altijd een belangrijke bindende functie gehad in de Molukse gemeenschap. Jan Lawalata: “Molukkers gingen niet verhuizen van een Moluks kamp naar een Molukse woonwijk als er geen kerk stond. Dat weigerden ze. Ga je verhuizen, dan is er een kerk, een predikant, een kerkraad. En dan heb je jeugdverenigingen, vrouwenverenigingen en sociaal culturele stichtingen.”
Voor Molukse ouderen is de kerk nog steeds iets waarop ze kunnen terugvallen. De kerkdiensten zijn in het Maleis, ook wordt de bijbel in het Maleis gelezen. In Nederland zijn 65 kerken die vallen onder de Geradja Indjili Maluku (Moluks Evangelische Kerk), daarnaast zijn er nog een paar andere Molukse kerken. De meeste Molukkers in Nederland zijn protestant, twee procent is katholiek en drie procent moslim.
Jan Lawalata is lid van de Molukse kerk. Hij gaat eens in de veertien dagen op zondag naar een dienst in de Molukse kerk in Barneveld. De andere zondagen gaat hij met zijn vrouw naar de kerk in hun woonplaats.
Overdragen van Molukse tradities en rituelen
Er zijn verschillende tradities die Molukse ouderen overdragen aan kinderen en kleinkinderen. “Bijvoorbeeld de Molukse keuken. Er worden al speciale Molukse kookboeken uitgegeven. Er zijn nog maar enkelen die speciale Molukse kleding kunnen maken, maar die dragen het wel over aan hun kinderen.”
Ook bepaalde rituelen worden van generatie op generatie overgedragen, zoals die rondom het huwelijksaanzoek. “Er zijn een aantal mensen die die rituelen kennen, zoals mijn oudere broer. Wie van Paparua komt weet dat ze mijn broer moeten hebben wanneer er iemand ten huwelijk wordt gevraagd. Misschien draagt hij het te zijner tijd weer over aan zijn kinderen.”
Voorlichting is nodig
Molukse ouderen zijn vaker dan gemiddeld ontvankelijk voor diabetes. Jan Lawalata lijdt ook aan deze ziekte waar Aziaten vaker mee te kampen hebben dan andere bevolkingsgroepen. De Landelijke Stuurgroep Molukse ouderen en stichting Pelita geven voorlichting over diabetes aan Molukse ouderen.
“We hebben ook gemerkt dat eenzame Molukse ouderen wel eens te veel drinken. Niet de Molukse ouderen die in Molukse wijken wonen, maar de alleenstaanden die in sociaal isolement leven.”
Molukse ouderen en de vrijwilligers die hen verzorgen, hebben veel behoefte aan voorlichting over nieuwe regels zoals de Wmo. “De oudere generatie is laag geschoold en dus erg afhankelijk van anderen. Ze hebben kinderen en kleinkinderen nodig die de weg weten, anders redden ze het niet. Ook de tweede generatie is niet altijd even goed op de hoogte. Mijn zus is tien jaar ouder dan ik ben. Zij heeft in Indonesië op de middelbare school gezeten. Dat is toch anders dan dat je zoals ik in Nederland op de middelbare school hebt gezeten. Zij is meer Moluks georiënteerd dan ik en ze heeft minder Nederlandse vrienden. Op de middelbare school krijg je een Nederlandse vriendenkring. Op je werk ook. Een vrouw die niet werkt, heeft minder kans om Nederlandse vrienden te krijgen.”
De tweede generatie is nog zorgzaam
De eerste generatie Molukkers verwachtte dat hun kinderen voor hen zouden zorgen als ze ouder werden, maar die zorgzaamheid is langzaam aan het verdwijnen. Jaren geleden was het een schande als je je ouders naar een bejaardenhuis bracht. “Het eerste Molukse tehuis zat in Vaassen, daar konden een stuk of twintig Molukse ouderen wonen. Die kinderen werden weggekeken door de mensen in die wijk en werden uitgescholden als ze op bezoek kwamen bij hun ouders. Dat huis moest worden opgedoekt, want niemand durfde er zijn ouders meerheen te brengen.
Mijn zuster heeft een paar tia’s gehad, ze spreek nauwelijks nog Nederlands, alleen Maleis.. Maar die gaat niet naar een tehuis. Haar kinderen hebben een schema gemaakt om voor haar te zorgen. Ze heeft veel kinderen, dus elke dag is er een kind dat voor haar zorgt. Ze wagen het niet om haar in een bejaardenhuis te zetten. Maar volgend jaar is het Molukse woonzorg centrum klaar en dan gaat ze daar naartoe.”
Zelf maakt Jan Lawalata zich enigszins zorgen over het verdwijnen van de zorgzaamheid. “De vangnetfunctie voor Molukse ouderen verdwijnt. De tweede generatie is nog zorgzaam, de generatie daarna niet meer. Die Molukse woon-zorg centra, dat is het werk van de tweede generatie. Die steekt daar veel tijd in, ook met vrijwilligerswerk. Dat gaat verdwijnen.”
Interview: Willy Hilverda, Geschiedenislab
Fotografie: Robert de Hartogh